Afbeelding
Beeld Pexels
Beeld Pexels
‘Ik wil een dialoog schrijven in mijn verhaal, maar ik weet niet hoe,’ zei Maartje zuchtend tegen Rosa. ‘Dat is ook niet makkelijk. Je hebt veel dingen om rekening mee te houden.’
‘Zoals wat?’ vroeg Maartje benauwd.
‘Ik zal je op weg helpen,’ zei Rosa met een glimlach ‘door 5 tips te geven over het schrijven van een dialoog.’
Met dialogen kun je je verhaal levendig maken. De lezer zit dan midden in de actie. Een dialoog is namelijk het gereedschap om je personages een stem te geven, letterlijk. Met deze tips word je (hopelijk) net zo goed als dialoogexpert Esther Gerritsen.
Met dialogen duw je als het ware je verhaal vooruit. Het is een valkuil om te veel informatie in je dialogen te stoppen, of juist te weinig. Een gesprek over hoeveel suikerklontjes iemand in zijn koffie wil, is niet relevant. Een gesprek waarin je in enkele zinnen de lezer doodgooit met een hoop informatie, is ook niet de bedoeling. In een dialoog zie je vaak dat mensen niet precies zeggen wat ze bedoelen. Zo kan iemand zich tegen de tafel stoten en beginnen met schelden, waarna hij in tranen uitbarst. Als lezer weet je dan dat er meer aan de hand is: de hoofdpersoon huilt niet vanwege zijn gestoten teen, maar om iets anders dat er speelt.
Een dialoog hoeft niet als informatieoverdracht gebruikt te worden. Als een personage een alcoholist is, kun je dat makkelijk laten zien in handelingen zonder daar iets over te zeggen. Volgens sommige schrijvers is een dialoog interessanter als er iets in gebeurt. De dialoog is dan als het ware een handeling op zichzelf.
Een dialoog vertelt meer dan wat je personages letterlijk zeggen. Dialogen laten iets zien over de personages die aan het woord zijn. Ieder personage heeft een eigen stem. In een goede dialoog worden zelfs de intonatie en houding zichtbaar voor de lezer. Ook de emoties van de personages komen aan bod. Deze kan hij op verschillende manieren uiten. Schrijvers gebruiken vaak de ‘hij zegt’ of ‘zij zei’ constructies, maar daarmee laat je weinig tot geen emotie zien. Denk aan: het personage hijgt, krijst of zucht. Hoe iemand iets zegt en wie het zegt, moet uit de woorden van de dialoog duidelijk worden. Naast de emoties van de personages, heb je ook nog de handelingen die zij tijdens het gesprek uitvoeren. Breek stukken dialoog op met omschrijvingen van handelingen. Je personages staan niet stokstijf stil tijdens een gesprek, dat doe je zelf ook niet.
In het echte leven praten we niet constant over één onderwerp. We mompelen wat, ratelen aan een stuk door of dwalen af in een poging om onze gedachtes te formuleren. Dit geldt ook voor het geschreven dialoog. Laat je personages de ander onderbreken of probeer het gesprek op een ander onderwerp te brengen. Verder moet een dialoog het onderwerp niet te letterlijk behandelen, maar als het ware in een subtekst laten ontstaan. Daarnaast is niemand consequent in zijn spraak. Wat wil zeggen dat je anders praat wanneer je met een zakelijke klant belt dan wanneer je met je beste vriendin belt. Geschreven dialoog past zich ook aan deze situaties aan.
Iets wat je vaak hoort als het over schrijven gaat, maar wat zo waardevol is: onderzoek doen. Schrijfster Esther Gerritsen geeft aan dat ze voor de meeste inspiratie voor goede dialogen niet op zoek gaat in fictie, maar in de realiteit. Met name in het dagelijks leven. Het voorbeeld dat ze geeft, is een moment waarop ze met haar toen driejarige dochter buiten loopt. Een oude vrouw loopt langs en zegt: ‘Geniet er maar van, ik heb die van mij al tien jaar niet meer gezien.’ Op dat moment gebeurt er zoveel meer dan dat er expliciet gezegd wordt. De context waarin iets gezegd wordt, kan voor hilariteit of ongemakkelijkheid zorgen. Elk tegenantwoord kan de setting compleet omgooien.
Een andere manier om onderzoek te doen naar goede dialogen, is het lezen van dialogen van andere schrijvers. Op deze manier zie je wat er mogelijk is en waarom bepaalde constructies wel of niet werken. Als je een dialoog geschreven hebt, kun je testen of je dialoog natuurlijk klinkt door deze hardop voor te lezen.
Voor het weergeven van dialogen zijn er regels, waaronder spellingsregels. Ze zijn niet moeilijk, maar je moet ze wel weten. In onderstaand rijtje staan de belangrijkste:
• Een nieuwe verteller betekent een nieuwe regel. Als persoon B reageert op persoon A dan zet je deze zin op een nieuwe regel.
• Bij citaten gebruik je aanhalingstekens (‘’) en bij gedachten van personages niet. Je mag enkele of dubbele aanhalingstekens gebruiken, zolang je deze consequent gebruikt.
• Wanneer er na een citaat nog een stuk van de zin volgt, zet je een komma vóór het laatste aanhalingsteken. Dus zo: ‘Brr, wat is het koud,’ zei Iris terwijl ze haar muts verder over haar hoofd heen trok. Deze regel staat bekend als de ELDA-regel: Eerst Leestekens Dan Aanhalingstekens.
• Wanneer er na de citaat geen stuk meer van de zin volgt, dan eindig je de zin met een punt. Bijvoorbeeld: ‘Brr, wat is het koud.’
Denk je dat het je nu goed lukt? Doe dan deze schrijfoefening:
Schrijf een fragment met deze eerste zin: ‘Jullie zijn weer bij elkaar?’ Maak in de dialoog die volgt duidelijk dat degene die deze beginvraag stelt totaal niet had verwacht dat ze weer bij elkaar zouden komen. En dat hij/zij dat ook geen goed idee vindt. Maar doe dat zo impliciet mogelijk.
Foto: Vera de Kok via Wikipedia CC
Abonnees profiteren van extra voordelen.
Door ervaren, professionele redacteuren. Goed én betaalbaar!
Elk nummer een nieuw schrijfthema.
55% korting voor abonnees van Schrijven Magazine!